Categorie: Ketens en markten | Gepubliceerd: 16 september 2021

Vrachtwagens gaan op snelweg per kilometer betalen

In de loop van 2026 gaan vrachtwagens in Nederland een kilometerheffing betalen voor het rijden op de snelweg. De opbrengsten gaan onder meer naar het gebruik van hernieuwbare brandstoffen.

Vrachtwagens gaan in 2026 een kilometerheffing betalen voor het rijden op de snelweg.
Foto: Kletr - Fotolia

De heffing vervangt de belasting zware motorvoertuigen (het Eurovignet) en zorgt dat de motorrijtuigenbelasting voor vrachtwagens tot ongeveer het Europese minimum wordt verlaagd. Het gemiddelde tarief van de heffing bedraagt ongeveer 15 cent per kilometer. De heffing moet worden betaald voor het rijden op de snelwegen, en om uitwijkend verkeer te voorkomen ook op een aantal lokale en regionale wegen. De Nederlandse vrachtwagenheffing sluit aan bij de systemen van vrachtwagenheffing in Duitsland en België.

Demissionair minister Barbara Visser van Infrastructuur en Waterstaat heeft het wetsvoorstel voor de vrachtwagenheffing gisteren (15 september) naar de Tweede Kamer gestuurd. De Kamer had daarom verzocht, ondanks de demissionaire status van het kabinet. De heffing kan ongeveer vier jaar na aanname van het wetsvoorstel door het parlement worden ingevoerd. De verwachting is dat de inwerkingtreding in de loop van 2026 zal zijn.

Opbrengsten

De netto-opbrengst van de heffing gaat naar verduurzaming en innovatie van de transportsector. Deze maatregelen richten zich op elektrisch aangedreven vrachtwagens, het gebruik van hernieuwbare brandstoffen en vermindering van het aantal vervoerskilometers. Minister Visser heeft hierover afspraken gemaakt met de transportorganisaties evofenedex, Transport & Logistiek Nederland en de stichting Vern. De netto-opbrengst van de heffing zal op het moment van invoering naar verwachting ongeveer 250 miljoen euro per jaar bedragen. De maatregelen moeten daarnaast zorgen voor 1,2 Mton minder CO2-uitstoot.

De eenmalige invoeringskosten van de invoering lijken wel significant hoger uit te komen dan origineel was geraamd: ongeveer 400 miljoen euro, in plaats van de verwachte 200 miljoen euro. De jaarlijkse exploitatiekosten blijven wel op de geraamde 100 tot 125 miljoen euro. De Raad van State constateert in haar advies daarnaast dat de voorgestelde heffing relatief hoog is en dat het erop lijkt dat er nauwelijks alternatieven zijn overwogen.

Het ministerie laat extern onderzoek uitvoeren om de kostentoename te verifiëren en te bekijken of de gekozen wijze van uitvoering nog aansluit op het uitgangspunt dat de systeemkosten laag moeten blijven. Uiteindelijk moet namelijk zoveel mogelijk geld worden 'teruggesluisd' naar de bovengenoemde doelen.