Categorie: Politiek en beleid | Gepubliceerd: 08 juli 2022

Brancheorganisaties kritisch over invulling CMP1

Brancheorganisaties vrezen dat het Circulair Materialenplan (CMP1) een voortzetting wordt van het Landelijk Afvalbeheerplan (Lap3). Ook worden vraagtekens gezet bij de gekozen mer-procedure.

Het eerste Circulair Materialenplan staat nog te veel in keten van de beleidsontwikkeling voor afvalbeheer, vinden FHG en VA.

Met de publicatie van de Notitie Reikwijdte en Detailniveau (NRD) is de procedure voor het opstellen van een milieurapport (mer) voor het CMP1 eind mei van start gegaan. De NRD is bedoeld om de reikwijdte en het detailniveau van het onderzoek naar de milieueffecten te beschrijven en om mogelijke beleidslijnen voor het CMP1 weer te geven. De onderwerpen die in de NRD worden aangedragen voor doorrekening via de mer-procedure lijken volgens de koepelorganisatie Federatie Herwinning Grondstoffen (FHG) een voortborduren op de aloude ‘sturen op het laatste stuk van de keten’-aanpak. De organisatie ziet een integraal ketenbeleid en een circulaire mindshift, die in haar ogen noodzakelijk zijn in de omschakeling in beleid en instrumentarium, onvoldoende terug als basis voor de NRD. De in de NRD beschreven onderwerpen bevatten deels achterhaalde vertrekpunten over bijvoorbeeld laagwaardige en hoogwaardige recycling, en het versneld ophogen van minimum standaarden. Volgens FHG zijn de randvoorwaarden ‘circulair ontwerpen’, ‘hoogwaardige inzameling’ en ‘erkenning als secundaire grondstof (einde-afval en grondstoffenregeling)’ essentieel voor (hoogwaardig) hergebruik en hoogwaardige recycling.

De Vereniging Afvalbedrijven (VA) vindt dat er voor moet worden gewaakt dat het CMP1 te veel een voortzetting van Lap3 gaat worden. De NRD blijft vooral in het teken staan van de beleidsontwikkeling voor afvalbeheer, terwijl beleidsvoornemens om eerder in de keten met behulp van preventie en productdesign het grondstoffengebruik te beperken, niet zijn meegenomen in de mer. Dat vindt de VA een gemiste kans. De voorkant van de keten, waar het grootste deel van de transitie naar de circulaire economie moet gaan plaatsvinden, krijgt hierbij te weinig aandacht. De afvalsector vervult een belangrijke rol in de circulaire economie, maar het fundament voor de gewenste transitie ligt bij een duurzame grondstoffenwinning, circulair productontwerp en de productie van circulaire goederen en materialen. Uiteraard met zo veel mogelijk recyclaat.

Ook bij de passages over zeer zorgwekkende stoffen (ZZS) is veel meer aandacht aan de voorkant van de keten nodig, vindt de VA. Door de focus te leggen op de achterkant van de keten, ontstaat het risico van ‘dweilen met de kraan open’ met het toenemende aantal ZZS-en. Uitfasering van ZZS is essentieel, geeft de vereniging aan, en dit vraagt om zowel Europese als Nederlandse wetgeving en een forse stimulans in de ontwikkeling van nieuwe materiaalketens zonder ZZS.

Mer-procedure

Daarnaast vraagt het FHG-bestuur zich af waarom is besloten tot het opstarten van een mer-procedure. In de NRD staat dat het juridisch niet helder is of deze procedure moet worden uitgevoerd. Ook wordt expliciet vermeld dat nieuwe CMP1-maatregelen als productdesign, ketenbeleid en preventie niet zullen worden meegenomen in de modellen en berekeningen. Daarnaast wordt in de notitie beklemtoond dat de uit te werken alternatieven geen blauwdruk zullen zijn voor beleid, zoals dat uiteindelijk in het CMP1 wordt opgenomen.

De FHG vindt dat eerst de CMP1-beleidsvisie moet worden geconcretiseerd in coherente uitgewerkte ketenplannen. Vervolgens kan worden overwogen het geheel als model ter toetsing neer te leggen in een mer-procedure. Nu leidt de mer-procedure tot onnodige vertraging, vreest de federatie. Doorberekening van deelcomponenten levert resultaten op die onvolledig zijn, en beleid en politiek op het verkeerde been zetten. Daarom ziet de FHG in dit stadium geen toegevoegde waarde in het laten uitvoeren van een mer-procedure.

Brief

Wat in de NRD ontbreekt, zien beide organisaties overigens wel terug in de brief over het CMP1, die staatssecretaris Vivianne Heijnen van Infrastructuur en Waterstaat afgelopen 24 juni naar de Tweede Kamer stuurde. Hierin schreef ze dat beleid en regelgeving niet moeten worden beperkt tot de allerlaatste schakel in de keten, maar dat verschillende schakels in de keten moet worden gekeken om ervoor te zorgen dat een zo hoog mogelijk gebruik, hergebruik en recycling mogelijk is. In deze brief ziet de VA goede aanknopingspunten voor een bijdrage aan de transitie in de hele keten. De FHG beschouwt het geschetste integrale ketenbeleid in de brief als een stap voorwaarts naar de circulaire economie, waar het CMP1 het raamwerk voor moet vormen.

Begin vorig jaar werd bekend dat het CMP1 de opvolger wordt van Lap3. Toenmalig staatssecretaris van IenW Stientje van Veldhoven liet destijds weten dat het CMP1 meer gericht moet zijn op preventie en hergebruik. Van woensdag 25 mei tot en met dinsdag 5 juli lag de NRD ter inzage en konden betrokkenen en belanghebbenden hun zienswijze hierop geven.