Categorie: Regels, toezicht en rechtspraak | Gepubliceerd: 16 januari 2024

Ovam hield ten onrechte export van afval tegen

De Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij hield in 2022 en 2023 transporten van brandbaar afval naar Nederland tegen. AVR tekende bezwaar aan.

De rechter vindt de handelswijze van de Ovam onrechtmatig.
Foto: Lilyforman | Dreamstime.com

En met succes. De Belgische rechter is tot het oordeel gekomen dat de handelswijze van de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (Ovam) onrechtmatig was. De organisatie is dan ook aansprakelijk voor de schade die AVR door het exportverbod schade heeft geleden. Hoe groot de schade is, zal een onafhankelijk deskundige gaan onderzoeken. Ondertussen heeft Ovam hoger beroep ingesteld in de zaak.

Aanvoertekort

Op 18 augustus 2022 verzocht Ovam aan ondernemingen in België, waaronder Renewi België en Sanel Recycling, om tijdelijk geen gebruik meer te maken van eerder verleende vergunningen om afval te exporteren voor verbranding in Nederland. In plaats daarvan moesten ze het afval zoveel mogelijk naar Vlaamse afvalovens brengen. Reden: verschillende Vlaamse verbrandingsovens hadden op dat moment te kampen met een tekort aan aanvoer van afval. De exportstop duurde uiteindelijk niet heel lang, tot 2 oktober 2022, maar de actie van Ovam kon bij AVR, dat afval ontving vanuit België, niet op begrip rekenen. Volgens het Nederlandse bedrijf handelde Ovam onrechtmatig en moest de Vlaamse organisatie dit niet nog een keer doen.

Tweede verbod

Eind november 2022 constateerde Ovam echter opnieuw ‘vrije capaciteit’ bij de Vlaamse verbrandingsovens met als gevolg opnieuw een exportverbod voor brandbaar gemengd stedelijk afval van gemengde oorsprong. Met dit laatste doelde Ovam dan bijvoorbeeld op mechanisch gesorteerd bedrijfsrestafval dat vermengd kon zijn met huishoudelijk afval, of sorteerresiduen van gemengd bouw- en sloopafval. Het verbod had alleen betrekking op kennisgevingen waarbij in de besluitbrieven de voorwaarde had gestaan dat Ovam de uitvoer zou kunnen stopzetten bij onvoldoende benutting van de Vlaamse verbrandingscapaciteit. Dit tweede verbod duurde uiteindelijk tot 1 oktober 2023.

Het zal niet verbazen dat AVR in de tussentijd naar de Vlaamse rechter was gestapt. Volgens de onderneming had Ovam in strijd met de Evoa en de Kaderrichtlijn afvalstoffen (Kra) gehandeld door een onrechtmatig toepassing van het nabijheidsbeginsel. Omdat Vlaamse ondernemingen zich vervolgens gingen houden aan de oproep van Ovam, werd er geen afval meer bij AVR aangevoerd en leed het bedrijf schade. Aan de rechter om hierover een oordeel te vellen.

Nabijheidsbeginsel en huishoudelijk afval

De Ovam heeft voor het exportverbod een beroep gedaan op artikel 11 van de Evoa. Volgens dit artikel kan een vergunningverlener in sommige gevallen vanuit het zelfvoorzienings- of nabijheidsprincipe, bezwaar aantekenen tegen het overbrengen van afval naar het buitenland of dit tijdelijk verbieden. Daarnaast wijst de Ovam op artikel 3.5 van de Evoa waaruit zou blijken dat zo’n tijdelijk exportverbod niet alleen van toepassing zou zijn op gemengd stedelijk afval van huishoudens, maar ook op afval van andere producenten als er ook maar een beetje huisvuil in (kan) zit(ten).

Te ruime uitleg

Met die interpretatie gaat de Vlaamse rechter echter niet mee. Zo’n ruime uitleg zou niet stroken met de bepalingen van de Evoa of de Kaderrichtlijn afvalstoffen. Het doel van de Evoa is om de overbrenging van particulier afval tot het strikt noodzakelijke te beperken, en lidstaten aan te moedigen hun huishoudelijk afvalprobleem zoveel mogelijk zelf op te lossen. Artikel 3.5 is dus van toepassing wanneer het om uitsluitend of hoofdzakelijk particulier afval gaat. Dat is in de vergunningen van afvalexport van Renewi en Sinal naar AVR niet het geval. Daar ging het namelijk uitsluitend om bedrijfsafval. In het verlengde daarvan kan Ovam dus geen beroep doen op artikel 11 van de Evoa, concludeert de rechter, omdat de principes van zelfvoorziening en nabijheid niet van toepassing zijn nu het niet om (hoofdzakelijk) gemengd stedelijk afval van huishoudens gaat.

In het geval van een paar kennisgevingen had Ovam ook bezwaar gemaakt tegen overbrenging van afval op grond van artikel 12 van de Evoa. In sommige gevallen mag een bevoegde overheid (in dit geval Ovam) zich daarop beroepen bij bezwaar. Dit artikel heeft betrekking op afvalstoffen die voor nuttige toepassing worden overgebracht. Maar hierbij zijn dan weer niet de principes van zelfvoorziening of nabijheidsbeginsel van toepassing, aldus de rechter, en dat doet Ovam wel.

Oordeel

De conclusie luidt dan ook dat Ovam op onrechtmatige wijze de artikelen 3.5 en 11 van de Evoa heeft toegepast, en dat ook het opleggen van een overbrengingsstop van bedrijfsafval voor nuttige toepassing vanwege het nabijheidsbeginsel onrechtmatig is. Doordat hierdoor brandbaar afval vanuit België niet naar AVR kwam, heeft AVR schade geleden. Daarvoor stelt de rechtbank Ovam aansprakelijk. Hoe groot de omvang van de schade is, moet een onafhankelijke deskundige dus gaan onderzoeken. Ondertussen heeft Ovam hoger beroep aangetekend. Hoe lang die procedure gaat lopen, is nog niet bekend.