Categorie: Diversen | Gepubliceerd: 21 maart 2024

“Je ziet verandering, maar de doorbraak is er niet”

Al jaren staat de circulaire economie met stip op de agenda bij NVRD en veel gemeenten. Toch lukt het nog niet goed om echt grote stappen te maken, laat staan een doorbraak.

Paul Hofman, NVRD-bestuurslid en wethouder in Rheden, op het Gemeentelijk Grondstoffencongres: "We hebben elkaar de komende jaren meer dan ooit nodig voor de transitie naar een circulaire economie."
Foto: beekman

Met deze wat sombere constatering opende NVRD-bestuurslid Paul Hofman het jaarlijkse Gemeentelijk Grondstoffencongres. De trage voortgang weerspiegelde zich overigens niet in het aantal deelnemers. Het congres was volledig uitverkocht. Veel aanwezigen herkenden zich wel in het beeld van de moeizame transitie. Zoals de gemeente Maastricht die vijf jaar geleden voortvarend de inzameling van luiers begon omdat de UPV die de vergoeding zou regelen snel van kracht zou worden. Die UPV is er nog steeds niet, en de beloofde vergoeding dus ook niet. Paul Hofman wees daarom niet voor niets naar een twijfelende centrale overheid die hij heel weinig durf toedichtte. De gevolgen zijn echter aanzienlijk. “In de huidige markt vallen bedrijven om en raken mensen gedemotiveerd.” Hij voorspelde dat het de komende jaren er niet makkelijker op zou worden.

Daarmee was de toon van het congres toch anders dan de Nationale Conferentie Circulaire Economie (NCCE) die een week eerder werd gehouden. Daar was opschalen de grote uitdaging voor de circulaire economie volgens demissionair staatssecretaris Vivianne Heijnen. En dus was de sfeer er meer een ambitieueze, een sfeer die de organisatoren ook graag willen uitstralen. Bij het grondstoffencongres van de NVRD was er geen gelatenheid, maar wel ongeduld en ook wel onbegrip, waarom het toch allemaal zo traag gaat. Maar gezien de belangstelling houden heel erg veel gemeenten de moed er nog zeker in.

Hoe verder met UPV 2.0?

In een van de deelsessies van het congres legde Maja Valstar van het Ministerie Infrastructuur en Waterstaat uit wat er op de rol staat voor de vernieuwing van de UPV’s die afgelopen oktober werden aangekondigd. Belangrijkste uitgangspunt is dat de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid (UPV) niet de heilige graal is zoals aanvankelijk gedacht. Producenten verantwoordelijk maken voor hun product in de afvalfase helpt zeker de keten te sluiten, maar alleen dat instrument inzetten is niet voldoende. Afgezien daarvan moet de UPV als instrument zelf ook verbeteren. Er is veel onvrede over en ook in de Tweede Kamer zijn moties ter verbetering ingediend. Daarnaast gaat de Europese Unie dwingender omschrijven wat er in een UPV moet komen te staan, want er is nu een wildgroei van UPV in de verschillende lidstaten.

Verder wordt voor versie 2.0 van de UPV’s onderzoek gedaan of er ook doelstellingen voor hoger op de R-ladder kunnen worden opgenomen, zoals voor reparatie, voor verdere doorvoering van tariefdifferentiatie voor meer circulair ontwerpen en er wordt gekeken aan welke eisen de producentenorganisaties moeten voldoen. Nederland stelt daaraan geen eisen, maar België bijvoorbeeld wel. Denk bijvoorbeeld aan de mate van transparantie – op dit moment met statiegeld een hot item – de mededinging in de markt en de governance van de organisaties.

Een heet hangijzer dat in de nieuwe UPV moet worden opgelost is waar de verantwoordelijkheid van de gemeente ophoudt en die van de producent begint. Ook de standaardisering zal verder worden uitgewerkt, als ook in hoeverre de producenten verantwoordelijk worden voor de producten die in het restafval terecht komen.

Ter afsluiting het tijdpad van de vernieuwing van de UPV’s. Tot aan de tweede helft van 2025 is er onderzoek en voorbereiding. Dan richting het einde van 2025 moet de UPV 2.0 er staan, waarna gedurende 2026 tot 2028 de implementatie zal gaan plaatsvinden. De traagheid van de transitie is weer overduidelijk, zo verzuchtte de zaal.