Categorie: Politiek en beleid | Gepubliceerd: 16 september 2025

Geen clementie: belasting van half miljard gaat door

Ondanks alle protesten en argumenten van de afgelopen maanden houdt het kabinet vast aan de voorgenomen extra belasting op het verbranden en storten van afval.

De storm op Prinsjesdag is zeker symbolisch voor afval- en recyclingbedrijven en ook voor de burgers. | Rijksoverheid | Martijn Beekman

Duidelijk is dat het ministerie van Financiën de hakken in het zand heeft gezet tegen alle protesten vanuit de sector en daarbuiten. De fiscale maatregelen die het kabinet vandaag op Prinsjesdag naar buiten bracht, zijn namelijk gelijk aan de eerder genoemde maatregelen toen de plastic-heffing en de plastic norm werden afgeschaft. Zowel de aanscherping van de CO2-heffing bij avi's als de generieke tariefsverhoging van de afvalstoffenbelasting staan in het belastingplan, met hier en daar een aanpassing. De belastingen gaan uiteindelijk resulteren in een belastingopbrengst van 556 miljoen euro in 2030, volgens een doorrekening van de Raad van State.

mljn. euro 2025 2026 2027 2028 2029 2030
Aanscherping CO2-heffing afvalverbrandingsinstallaties 0 0 55 75 275 206
Tariefsverhoging afvalstoffenbelasting 0 0 0 285 283 350

Inkomsten op basis van de miljoenennota voor periode 2025-2030.

Het kabinet laat de in het Hoofdlijnenakkoord aangekondigde circulaire polymerenheffing nu officieel varen. Om het daardoor ontstane gat van 567 miljoen euro per jaar te dichten, wordt de afvalstoffenbelasting (ASB) op drie punten aangepast: afschaffing van de slibvrijstelling (2027), een extra tarief voor “storten-met-ontheffing” (2029) en een generieke tariefverhoging (vanaf 2028). Daarnaast komt er een aangescherpt CO2-pakket voor avi’s.

Kort: wat verandert er met de afvalstoffenbelasting

Aparte heffing op storten-met-ontheffing (vanaf 2029): het storttarief wordt 10 euro per ton hoger dan het effectieve verbrandingstarief, om storten te ontmoedigen waar verbranding kan. Deze maatregel is een niet ‘technische invulling’ en staat dus niet open voor heroverweging bij de Voorjaarsbesluitvorming 2026. 
Daarnaast vervalt de vrijstelling voor zuiveringsslib. Als argument noemt het kabinet dat evaluaties de vrijstelling ondoeltreffend vinden. Ook dit is geen technische invulling. 
Tot slot is er een generieke tariefsprong: van 39,70 euro/ton naar 90,21 euro/ton in 2028, oplopend naar 113,81 euro/ton vanaf 2035 (prijspeil 2025, dus er komt ook nog een correctie voor inflatie). Dit deel is een technische dekking en kan in 2026 nog worden herijkt. 

Waarom deze ingrepen?

Het kabinet concludeert dat de polymerenheffing teveel weglek geeft en weinig circulaire impuls oplevert; daarom gaat die niet door. Tegelijk ziet de regering structurele overcapaciteit bij avi’s, circa 800 kiloton, waardoor stortontheffingen minder noodzakelijk zijn. Een hoger storttarief bij ontheffing moet oneigenlijk gebruik tegengaan, te meer omdat storten richting 2030 goedkoper kan worden dan verbranden door de stijgende CO2-heffing op fossiele fracties. 

Door hogere poorttarieven verwacht het kabinet minder verbranden en storten en minder afvalimport. Ze raamt ongeveer 1,2 Mton te verbranden, 0,2 Mton te storten. En dat levert 1,2 Mton CO2 minder aan emissies (waarvan 0,4 Mton fossiel). Daarbij acht het kabinet waarschijnlijk dat door de gestegen poorttarieven stijgen, de prikkel tot afvalpreventie en recycling wordt vergroot en import tempert. 

De tariefverhoging pakt budgettair doeltreffend uit, zo stelt ook het kabinet, maar draagt beperkt bij aan circulariteit. Trinomics verwacht dat de hogere betaalbereidheid voor recycling niet opweegt tegen kostprijsstijging en minder import van recyclebaar materiaal; de businesscase voor Nederlandse recyclers verslechtert. 

Wat is ‘technisch’ en wat niet?

Het kabinet markeert alleen de generieke tariefverhoging (en de avi-CO2 aanpassingen) als technische dekking die in voorjaar 2026 kan worden vervangen door sectorale alternatieven. Daarvoor is een Werkgroep Afvalsector ingesteld. Storten-met-ontheffing en afschaffing slibvrijstelling zijn definitieve beleidskeuzes in dit wetsvoorstel. 

Welke alternatieven zijn afgevallen?

Er waren nog meer voorstellen om de afvalstoffenbelasting (ASB) op te brengen, maar die zijn afgevallen. Daaronder vallen:  

Heffing op ruwe bodemas (met vrijstelling reinigingsresidu). Deze bleek ondoeltreffend/ondoelmatig.
Vrijstelling ASB voor recyclingresidu. Deze bleek uitvoeringstechnisch niet haalbaar.
Afgevangen CO2 opnemen in grondslag. Deze zou de prikkel vergroten, maar remt noodzakelijke CCS-investeringen.
Buiten de ASB bleek een product-plasticbelasting (Ecorys) onuitvoerbaar. 

Naast verhoging van afvalstoffenbelasting ook een CO2-heffing voor avi's

Het kabinet draait de schroeven losser voor ETS-industrie en lachgasinstallaties, maar strakker voor afvalverbrandingsinstallaties (avi’s). Voor de eerste twee is de reden dat de industrie vastloopt op netcongestie, vergunningen en onzekere CCS-infrastructuur. Voor de laatste (avi's) zoekt het kabinet budget en extra CO2-reductie nadat de plasticheffing is geschrapt.

ETS1- en lachgasinstallaties: verlichting per 1 januari 2026

Het heffingstarief daalt naar 78,67 euro/ton CO2, de nationale reductiefactor gaat in 2026 omhoog naar 1,023 en blijft daarna constant (niet verder afbouwen). Dit maakt de heffing naar verwachting vanaf 2027 effectief nihil door ETS-prijs en verrekening.

Avi’s: aanscherping en eigen pad

Voor avi’s géén verlichting maar een hoger tariefpad tot 295 euro/ton CO2 in 2030 (prijspeil 2025; basispad 152euro), afbouw avi-correctiefactor naar 0 in 2033, en handel in dispensatierechten beperkt tot onderlinge AVI-handel. Het kabinet wil hiermee bereiken dat er een sterkere CCS-prikkel is en een budgettaire opbrengst als technische dekking voor het wegvallen van de plasticheffing. Het kabinet acht differentiatie t.o.v. ETS-industrie verdedigbaar (aparte markt; groot biogeen aandeel bij AVI’s).

Proces en vervolg

Er komt een Overlegtafel CO2-heffing industrie (advies ongeveer 1 november) en een Werkgroep Afvalsector voor flankerende maatregelen en eventuele alternatieven. Deze werkgroep krijgt onder andere de opdracht om te komen tot een lijst van opties voor uitwerking van (alternatieven voor) de lastenverzwarende maatregelen binnen het domein van afvalverwerking. Dit verschilt in zoverre van de eerdere opdracht aan de Plastictafel dat deze een alternatief moest zoeken binnen het circulaire domein. Overigens weigerde de tafel dat, omdat het een vraag is die de politiek moet oplossen. Als de voorstellen er zijn dat zal het Kabinet in de Voorjaarsnota bepalen welke voorstellen ze overnemen.

 besluitvorming over het borgende instrumentarium volgt in 2026. NEa noemt de aanpassingen uitvoerbaar.